The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Swami Chidananda

Lang geleden, toen deze aashram slechts zeven of acht inwoners telde, stichtte Goeroedev een school voor kinderen, de Sivananda Basisschool. Ze werd ingehuldigd in 1942. Het klaslokaal was een zaaltje in de drukkerij, juist achter de huidige drukkerij. Ernaast was een kleiner lokaal waar de leraar woonde. De leraar was de vereerde Satchidananda Maithanji, de gepensioneerde manager van de Sivananda Ayurvedic Pharmaceutical Works. Hij had tussen de twaalf en de vijftien leerlingen en hij werd Masterji (vereerde Meester) genoemd. Er wonen nog altijd veel van zijn leerlingen in de buurt van de aashram.

Bij gelegenheid kwam Goeroedev binnen en gaf de leerlingen een korte vierregelige lezing over een van de Yogas of over het spirituele leven. Een van die lezingen ging als volgt: "Ik zal nu een lezing geven over Bhakti Yoga. Zing zoals Mieraa. Dit is mijn lezing." Een andere lezing was: "Verzeker je leven met God. Verzekeringsmaatschappijen kunnen falen. Maar de Goddelijke Verzekeringsmaatschappij faalt nooit. Dit is mijn lezing."

Verzeker dus je leven met God, niet met LIC of enige andere openbare of private maatschappij, maar verzeker je leven met God. Maatschappijen falen. Zelfs banken en grote ondernemingen kunnen falen. Je beleggingen kunnen waardeloos worden. Maar de Goddelijke Verzekeringsmaatschappij faalt nooit.

De hermitage van een moslimfakir werd vernield door moessonregens. Hij woonde in de buurt van Delhi. Keizer Akbar stond bekend als een edelmoedig man. De fakir zocht hem dan ook op. Op dat ogenblik was de keizer in gebed. De fakir hoorde de keizer bidden voor allerlei zaken, meer geld, een machtiger leger enz. Hij verliet de plaats in stilte. De keizer die voelde dat iemand in zijn nabijheid had gestaan, liet de fakir terugroepen en vroeg hem wat hij wilde. De fakir antwoordde: "Ik kwam u iets vragen, maar toen ik hoorde dat uzelf allerlei zaken vroeg, dacht ik bij mezelf dat als dat Wezen zo groot is dat zelfs mijn keizer Hem dingen moet vragen, waarom zou ik Hém dan niet vragen wat ik nodig heb?"

Deze gedachten schoten me vanmorgen te binnen door het speciale gebruik dat vandaag plaatsvindt in geheel Noord-India, vooral in de Poenjab. Op deze dag van de volle maan binden mensen een blinkend touwtje rond de pols van hun broers. Hebben ze geen broer dan binden ze het rond de pols van een goede vriend, die ze beschouwen als een grote broer. Die vriend wordt dan iemand die hen het beste toewenst en die hen beschermt, een vriend in nood. Hij wordt hun steun en toeverlaat, die over hen waakt en hen helpt. Ze noemen dit blinkend touwtje, dat gemaakt is van geweven zijde en klatergoud, raksha.

Vandaag is het dus rakshabandhan, een dag waarop men als het ware een broer adopteert bij wie men bescherming vindt en steun zoekt, zodat men zich niet langer alleen en onbeschermd voelt.

Het kwam me in gedachten dat men in plaats van bescherming en steun te zoeken bij een mens zijn raksha beter aan de Ultieme Werkelijkheid bindt. Zoals Goeroedev zei: "Verzeker je leven met God. De Goddelijke Verzekeringsmaatschappij zal nooit falen." Als je betrouwt op een mens met al zijn zwakheden en tekortkomingen verkeert hij op het ogenblik dat je zijn hulp nodig hebt misschien zelf in nood. Het is zelfs mogelijk dat hij dan meer hulp nodig heeft dan jij. Deze dingen gebeuren. Het overkwam Arjoena, iemand op wie een heel leger betrouwde. Hij stortte in en begon te jammeren. Als een dame die hem een raksha had omgebonden hem op dat ogenblik om hulp had gevraagd, wat zou ze dan van hem hebben gekregen? Hij was een besluiteloos wrak.

Hij beweert dit, omdat Hij almachtig is. De verzekering die Hij biedt is voor de honderd procent gedekt. Vandaar de beroemde laatste regels van een Sanskrit vers:

Telkens weer blijkt uit onze Schriften, de Poeraanas, dat dit volstrekt waar is. Elke andere hulp kan tekortschieten, maar nooit de goddelijke hulp. Draupadie bewees het. Markaandeya bewees het. Saavitrie bewees het. Vele anderen bewezen het. En dit is niet alleen zo in de context van de hindoe spirituele geschiedenis. Dat Gods handen onfeilbaar zijn werd bewezen in het leven van de mystici in de gehele menselijke geschiedenis overal ter wereld.

De volgende vastberaden overtuiging moet leven in het hart van de toegewijde: "Als ik God heb, wat ontbreekt me dan? Zelfs als ik alles op de wereld heb, maar ik heb God niet, dan heb ik niets. Ik ben dan verloren. Het is dan met mij gedaan. Maar als ik God heb, dan heb ik alles, zelfs al is de hele wereld tegen mij." "Jako rakhe saia, mar na sake koi. Men kan zelfs niet één haar krenken op het hoofd van iemand die door God wordt beschermd." Dit is de ervaring van de grote toegewijden en mystici, die altijd in God verbleven en die aan God genoeg hadden. Hij was hun alles-in-alles. God alleen was hun rijkdom. Hij alleen. Hij alleen was hun toeverlaat, kracht, helper, alles. "Als ik U heb, heb ik alles." Een van de psalmen in het Oude Testament zegt (psalm 23:1/3):

Op die manier sprak de profeet over God als die een mens tot vriend maakt: "Als ik Hem heb, zal het mij aan niets ontbreken. Hij zal me onoverwinnelijk maken. Ik zal onbevreesd door de vallei van de dood gaan. Hij zal me steunen. Mijn vijanden kunnen me dan niet deren." De mens heeft dan niet langer iets te vrezen. Wees onbevreesd!

Deze verzekeringen worden hier en daar gegeven in verschillende delen van onze Schriften, zoals het Raamaayana, het Mahaabhaarata, de Poeraanas. Je vindt er vele inspirerende episodes, die beschrijven hoe degenen die het leven van echte toegewijden overhoop haalden uiteindelijk werden gedwongen hun vergissing in te zien en er zich voor te verontschuldigen. Iemand probeerde een grote toegewijde, Ambarisha genaamd, kwaad te doen. Hij was geen gewoon mens, maar hij moest toch boeten voor zijn arrogantie. Hij moest droge rijst eten en voor Ambarisha knielen om te ontsnappen aan de toorn van God, omdat hij probeerde het leven zuur te maken van iemand die zich volledig had overgegeven in de handen van God.

Het gebruik van rakshabandhan of het binden van een raksha rond iemands pols deed deze gedachte bij mij opkomen. Is het niet honderd percent beter de Allerhoogste tot beschermer, helper, steun, broeder en vriend in nood te maken? Welke wijzere stap kunnen we zetten dan van Hem te maken wat we proberen te maken van een kwetsbaar, onvolmaakt menselijk wezen?